EEN AKELIG MENS
IN HET BREDIUSPARK
Zo’n jaar of
elf wonen wij, vrouw, hondje en ik, nu in Woerden tegenover een mooi park, dat vroeger een
landgoed was: het “Brediuspark”. Dit landgoed behoorde vroeger aan de familie Bredius.
Ooit was een “Bredius” burgemeester van Woerden en heel vroeger werd het landgoed
gebruikt voor landbouw en veeteelt. Toen heette het landgoed “Batestein”,
behorende tot de polder “Het Oude Landt”. Het zwembad vlak bij heet nog steeds Batestein.
In 1963 werd
het landgoed door de gemeente Woerden onteigend. De familie Bredius had nog wel
bepaald dat er nooit gebouwd mocht worden in het park, maar toch dreigde dat te
gebeuren. Omdat er veel geprotesteerd werd door de burgers van Woerden is het
grootste deel gelukkig nog steeds park. Er staan wel wat gebouwen aan de rand zoals
een verzorgingshuis en service appartementen. De prachtige villa “Rijnoord”, werd ooit gebouwd
en bewoond door Jacobus Bredius en is onlangs geheel in stijl gerestaureerd.
Ook de boerderij van Cornelis Jan Bredius, met bijgebouw, staat er nog steeds. In
1977 werd deze prachtige hoeve tot rijksmonument verklaard. Helaas is het
hoofdgebouw in 2008 door brandstichting in vlammen opgegaan en de ruïne is nog
steeds niet opgebouwd, wat eigenlijk een grote schande is. De brandstichting
is, voor zo ver ik weet, nooit opgeklaard. Er zijn nu (in 2016) eindelijk wat
vage plannen om het huis weer op te bouwen en men zoekt er nu ook een
bestemming voor. Het park intussen overgedragen aan een stichting en die heeft,
met subsidie, al behoorlijk wat verbeteringen aangebracht.
Waar ligt
dit park precies? Het is gelegen westelijk van de weg naar Kamerik, de
Oudelandseweg. Oostelijk grenst het aan één van de singels en het einde van de
Kievitstraat. De zuidkant van het park grenst aan het laatste deel van de “s-Gravensloot”.
Dit prachtige weggetje, dat de grens vormt tussen Kamerik en Woerden bestaat
uit een smalle rijstrook tussen twee sloten met oude knotwilgen. Aan de
Kamerikse kant van dit laantje staan een aantal mooie, soms monumentale
boerderijen, maar ook een stel vrijstaande, modernere woningen. Aan de andere
zijde ligt dus het Brediuspark en daarna allerlei woonhuizen.
De
“s-Gravensloot vormt de grens tussen de Kamerikse polder en de bebouwde kom van
Woerden. Deze “sloot” is een belangrijke doorgangsroute, waarvoor het weggetje
echter totaal ongeschikt is en eigenlijk afgesloten zou moeten worden voor
doorgaand verkeer. Woerden is sowieso een verkeerstechnische ramp.
Al ruim
veertig jaar wandelen wij met veel plezier in dit fraaie landgoed. Het is
eigenlijk een wonder dat het park er nog is want de gemeente keek (kijkt?)
altijd met begerige blikken naar het park en zou het graag vol willen bouwen. In
1966 werd het park opengesteld voor het publiek.
Waarom is
dit park zo interessant? Er is van alles te zien en te doen. Zo is er een
arboretum met allerlei oude hoge bomen, diverse boomgaarden met hoogstam appel-
en perenbomen. Ertussen lopen brede en smalle slootjes met gele plomp en witte
waterlelies.
Er zijn
allerlei bosschages, waarvan sommige niet betreden kunnen worden, zodat de
natuur daar z’n gang kan gaan. Er zijn enkele flinke weiden voor schapen en
koeien en er is een flink sportveld.
Dit alles
heeft er voor gezorgd dat er veel soorten vogels voorkomen, mezen, vinken, reigers,
ijsvogels, sterntjes, uilen, torenvalkjes, Vlaamse gaaien, aalscholvers,
reigers en vooral “drijfsijsies”, zoals allerlei eenden, normale maar ook
mandarijn- en krakeenden. Te zien zijn eveneens allerlei soorten ganzen: grauwe
gans, Canadese gans, brandganzen en nijlganzen; verder nog zwanen,
waterhoentjes, futen, vooral meerkoeten en soms veel meeuwen. Ook hoor ik een
enkele keer een koekoek. Volgens mij zijn er wel veel te veel kauwen en
kraaien. Duiven zijn er ook veel maar of dat erg is? Ook de vele konijnen doen
volgens mij weinig kwaad. Die zouden een bedreiging kunnen zijn voor de pas
aangelegde moestuin, maar deze is begrensd door slootjes en een “konijnproof” hek.
In het park
is ook al heel lang een kinderboerderij “Kukeleboe” waar vooral geiten, bokjes,
gevlekte schaapjes een thuis hebben, zeer aantrekkelijk . Ook zijn er kippen en
hoor ik de haan kraaien.
Het
bijgebouw van de Brediushoeve is nu een “Educatief centrum voor Natuur en
Milieu” waarin af en toe exposities rond een natuurthema worden
gehouden.
Naast dit gebouw ligt de Heemtuin met een grote variatie inheemse planten, de
meeste voorzien van naambordjes. Het is heel leerzaam om er in rond te lopen. Er
zijn verschillende perkjes: “stinzenplanten”, leuke namen hoekje,
kruidentuintje, verfplanten, graanakkertje, moestuintje en overal bloemen! Een
paar “leuke” namen? Lieve vrouwen bedstro, hemelsleutel, vingerhoedskruid, hoe
langer hoe liever, schildersverdriet, jacobsladder, duizendschoon en nog veel
meer. En de ”stinzenplanten”? Dat zijn uitheemse planten die al lang geleden
ingevoerd zijn en het hier goed blijken te doen!
In het park
zelf tiert alles welig en ziet men in de bermen alles wat de Nederlandse natuur
te bieden heeft: In het voorjaar begint dat met sneeuwklokjes en wilde narcissen. Dan
komen: speenkruid, paardenbloemen, toeterlof (fluitenkruid), “look zonder
look”, Pinksterblom, gele lis, bloeiende klaver, dotterbloemen, volop boterbloemen,
ineens is daar de knalrode klaproos, dan de gele leeuwenbekjes, blauwe klokjes,
lila wikke, volop roze en witte valeriaan en….een enkele korenbloem!. En in
juni? Dan schieten de grassen de lucht in en groeit het riet langs de sloten meters
hoog. Heel jammer maar dan moet er op zeker moment, in de zomer gemaaid worden,
anders zou het park te rommelig en onbegaanbaar worden.
Ieder voorjaar
is het weer een prachtig gezicht als de fruitbomen in de diverse boomgaarden bloeien.
Ook het jonge groen, de uitlopende knotwilgen en het meters hoge toeterlof wat
weer de grond uitschiet, maken ons ieder jaar weer blij. Maar laten we ook de andere
jaargetijden niet vergeten. Zo is het park in de herfst met z’n prachtige
kleuren erg fotogeniek en ’s winters is een besneeuwd Brediuspark met blauwe
hemel helemaal wonderschoon.
Wat is
eigenlijk de geschiedenis van de familie Bredius en het park? Op de website; “verhaalvanwoerden.nl”
stond een artikel over de familie Bredius en het landgoed. Hier volgt het
(enigszins ingekort):
“In
Woerden en omgeving bestonden de stads- en dorpsbesturen in de eerste helft van
de 19e eeuw uit leden van een paar families en groepen, die ook in de
polderbesturen, provinciale besturen en kerkbesturen een belangrijke rol
speelden. Het waren vooral liberale heren van hervormde huize met niet al te
drukke banen, die het zijn van burgemeester of wethouder als bijbaantje
beschouwden. Tussen 1825 en 1875 was de belangrijkste familie in onze gemeente
de familie Bredius. De eerste Woerdense Bredius was mr Jacobus Bredius, geboren
in Maarssen, die zich in 1812 in Woerden had gevestigd als notaris. Rond 1820
kocht hij grote stukken land in de polder Oudeland, het latere “bos van
Bredius”. In 1824 werd Jacobus Bredius burgemeester van Woerden. Hij stierf al
in 1826. Zijn zoon Cornelis Jan was met zijn 22 jaar nog te jong om hem in
Woerden op te volgen, maar voor kleinere plaatsjes was zijn leeftijd helemaal
geen probleem. In 1825 werd hij, 21 jaar oud, al burgemeester van
Barwoutswaarder, Rietveld en Waarder en twee jaar later werd hij burgemeester
van Kamerik, de Houtdijken en ’s-Gravesloot. Vanuit die positie bouwde Cornelis
Jan Bredius zijn macht uit: hij werd lid van Provinciale Staten van
Zuid-Holland (waartoe Woerden toen behoorde) en in 1849 dijkgraaf van het
Groot-Waterschap van Woerden. Vanaf 1850 begonnen de hoogtijdagen van zijn
macht. In Woerden was toen een arts, Isaac de Brauw, burgemeester. Hij wilde
zijn hoofdberoep niet afstoten en legde het burgemeesterschap neer. Er was geen
twijfel over wie hem moest opvolgen: Cornelis Jan Bredius. Hij moest dan echter
wel een paar andere functies neerleggen: het burgemeesterschap van de drie
Kamerikse gemeentes en van Zegveld, waar hij in 1850 ook al burgemeester was
geworden. In Barwoutswaarder, Rietveld en Waarder bleef hij nog tot 1855
burgemeester om de functie in de familie te kunnen houden: zijn zoon mr Jacobus
Bredius, advocaat, was met zijn 26 jaar toen oud genoeg om dat baantje over te
nemen.
Cornelis
Jan Bredius breidde het grondbezit van de familie in de polder Oudeland uit en
liet in 1853 de boerderij Batestein bouwen, die hij verpachtte. In 1863 bouwde
hij voor zichzelf de villa Rijnoord aan de Oostdam, bij de Snellerbrug. In
datzelfde jaar trad hij af als burgemeester van Woerden; vier jaar later legde
hij de functie van dijkgraaf neer en in 1871 is hij te Woerden overleden.
Enkele
jaren later was de invloed van de familie in Woerden voorbij. Mr Jacobus
Bredius, de burgemeester, werd officier van Justitie in Leiden en verliet de
stad; een andere zoon werd directeur van de kruitfabriek in Naarden en zijn
twee dochters verlieten Rijnoord begin jaren ’80 van de 19e eeuw. De
familie Bredius bleef nog lang eigenaar van het landgoed en een achterkleinzoon
keerde als landbouwer en fruitkweker in de jaren ’20 terug naar de boerderij
Batestein. Deze Arnold Bredius kwam in de jaren ’50 in strijd met de gemeente
Woerden, die het ‘bos van Bredius’ voor woningbouw wilde bestemmen en het in
1966 tenslotte onteigende. Woningbouw is er echter niet gekomen: nog altijd is
Bredius een groot park, een oase voor wandelaars en liefhebbers van de natuur. In
Woerden zijn het bos, de villa Rijnoord en de restanten van de in 2008
afgebrande boerderij Batestein de laatste herinneringen aan de machtige familie
Bredius.”
Dit over de
geschiedenis van het Brediuspark.
Maar nu de
titel van dit verhaal. Ooit las ik Hildebrands verhaal in de Camera Obscura
over: “Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout”. Maar wie is nu dat “Akelige
mens in het Brediuspark”? Dat blijk ikzelf te zijn en dat heeft te maken met onze
hond, die heel lief is maar zich helaas niet met alle andere honden goed
verdraagt. Loslopen mag hier bijna nergens dus loopt ze meestal aan de lijn en áls ze losloopt en we
iemand anders met een hond aan zien komen, lijnen we onze hond altijd direct aan.
Helaas doen anderen dat heel vaak niet en dan gaat het wel eens mis, met een
hoop gegrauw en gegrom en soms bijten. Vaak gebeurt het volkomen onverwacht en
hoe reageer ik dan?: “Hou @:>& je
hond aan de lijn als je hem niet de baas bent”. Tja en dan krijg ik wel
eens , het één en ander naar m’n hoofd geslingerd: “Ouwe demente l..l , dat je sterft aan de prostaat k……!, en ’s
ochtends vroeg, als ik alleen loop met de hond: “Wat ben je toch een akelige klier!” Waarom? Omdat ik een beetje
liep te joggen met onze hond, terwijl dat scheldende mens zelf ook geen
voorbeeld is. Dan ging iemand ook nog bijna met mij op de vuist, toen z’n
loslopende Duitse herder op onze fox afstormde en ik hem (iets te luid) vroeg
of hij niet gelezen had dat honden niet los mogen lopen (behalve op aangewezen
veldjes). De gemeente Woerden heeft iedere hondeneigenaar namelijk een brochure
gestuurd over wat wel en niet mag, zoals loslopen, kak opruimen.
Wat is er toch aan de hand? Krijgen de mensen hier
een steeds korter lontje? Worden we steeds agressiever en ongehoorzamer? Is ons
land gewoon te vol? Of ben ik echt een “akelige klier” in het Brediuspark?
Vraag het maar aan de anderen.